Opdracht

De leerlingen lezen de leertekst van een paragraaf zelfstandig en maken er vragen bij op drie verschillende niveaus:
1. Zeven (korte) beschrijvende vragen: vragen naar feiten die vaak beginnen met wie, wat, welke, hoeveel, wanneer etc.
2. Twee verklarende vragen: vragen naar (oorzakelijke) verbanden die vaak beginnen met waarom, hoe komt het dat?
3. Eén waarderende (of evaluatieve) vraag: vragen  naar een mening of oordeel die bijvoorbeeld beginnen met wat vind je...? Ben je het er mee eens dat...? Is het goed (fout) dat...? De beschrijvende vragen mogen over een klein deel van de leerstof gaan. De verklarende en waarderende vragen moeten over een iets groter deel van de stof gaan. De leerlingen kunnen dit als huiswerk of tijdens de les zelf doen. In de les zoeken ze een klasgenoot op en wisselen de vragen uit. Wie de meeste vragen goed heeft, wint deze flashcard battle. Eventueel kunnen er meerdere rondes gespeeld worden / klasgenoten opgezocht worden.Foute antwoorden worden kort nabesproken (aan elkaar uitgelegd).

Leerdoel

De leerlingen verwerken zelfstandig een stuk leerstof, waarbij ze er op verschillende niveaus (taxonomie van Bloom: kennis, inzicht, evaluatie)  over na moeten denken.

Voorwaarden

• Kennis van de app en bediening ervan

Stappenplan

1. Zorg dat aan alle voorwaarden voldaan is
2. Bespreek de opdracht met de leerlingen of geef hen een opdrachtbeschrijving

Tip voor op school

Om het wat spannender (leuker, komisch) te maken, kun je besluiten dat de verliezer van een battle de winnaar een hand moet geven onder het uitspreken van de woorden 'u bent mijn meerdere' of iets dergelijks. In te zetten als: - Huiswerk ter voorbereiding op een les. - Activerende opdracht tijdens de les. - Voorbereiding op een toets.